Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2773

Datum uitspraak2009-07-14
Datum gepubliceerd2009-07-16
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers979614
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Verzoekster is met verweerster een leer/arbeidsovereenkomst aangegaan. In de voorwaarden was opgenomen dat verzoekster een beperkt aantal dagen arbeidsongeschikt mocht zijn (door ziekte). Verweerster is langer dan het toegestane aantal dagen arbeidsongeschikt geweest. Verzoekster heeft hierop de leerovereenkomst ontbonden en verzoekt thans ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Verweerster beroept zich op het ontslagverbod bij arbeidsongeschiktheid.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector kanton Locatie Rotterdam beschikking ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek in de zaak van: de stichting Stichting De Stromen Opmaat Groep, gevestigd te Rotterdam, verzoekster, gemachtigde: mr H.E. Meerman, tegen [verweerster], wonende te [woonplaats], verweerster, gemachtigde: mr I. Stolting. 1. De processtukken en de loop van het geding Van de volgende processtukken is kennis genomen: - het verzoekschrift, met bijlagen; - het verweerschrift; - de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen aan de zijde van verzoekster. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 juni 2009. Van het ter zitting verhandelde is aantekening gehouden. Verweerster was zelf niet aanwezig. Namens haar was aanwezig haar moeder [gemachtigde verweerster], die schriftelijk door verweerster is gemachtigd. De uitspraak van de beschikking is nader bepaald op heden. 2. Het verzoek en de grondslag daarvan Het verzoek strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen zonder toekenning van een vergoeding aan verweerster, kosten rechtens. Aan het verzoek is – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. - Verweerster is op basis van een leer-/arbeidsovereenkomst bij verzoekster in dienst getreden voor de duur van haar opleiding. De arbeidsovereenkomst is verweerster aangeboden om bij verzoekster praktijkervaring op te doen, die bevorderlijk is voor haar opleiding tot verzorgende I.G, waarvan het theoretisch gedeelte wordt verzorgd door het Da Vinci College te Rotterdam. - In overeenstemming met artikel 10 van het Opleidingsreglement (waarin is geregeld dat bij overschrijding van het vastgestelde maximale verzuim van 20 dagen bij een fulltime dienst-verband verlengd of beëindiging van de opleiding volgt) heeft verzoekster besloten de opleiding van verweerster te beëindigen. Dat is haar op 10 maart 2009 mondeling meegedeeld. - Daarmee is de essentie van de leer-/arbeidsovereenkomst, het opdoen van praktijkervaring voor de opleiding, komen te vervallen. - Van verzoekster kan in redelijkheid niet worden verlangd dat zij onder de hiervoor geschetste omstandigheden het dienstverband met verweerster laat voortduren. Omdat de ontstane situatie uitsluitend in de risicosfeer van verweerster ligt, meent verzoekster dat er geen reden is om aan verweerster een vergoeding toe te kennen. 3. Het verweer Het verweer strekt primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair, voor het geval de kanton-rechter mocht oordelen dat er termen zijn voor toewijzing van het verzoek, tot toekenning aan verweerster ten laste van verzoekster van een, gelet op de omstandigheden van het geval, redelijke vergoeding. Verweerster heeft tegen het verzoek – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. - Verweerster betwist dat er sprake is van een verandering van omstandigheden die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Zij meent dat het verzoek verband houdt met het ontslagverbod tijdens ziekte, nu verzoekster dit grondt op het ziekteverzuim van verweerster, en verweerster doet een beroep op de wettelijke ontslagbescherming. - Verweerster is voorts van mening dat verzoekster ten onrechte en in strijd met de redelijkheid en billijkheid een beroep doet op de in de arbeidsovereenkomst opgenomen (ontbindende) voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst eindigt op het moment dat de opleiding eindigt. - Bovendien betwist verweerster dat de opleiding is geëindigd. Het overleg tussen partijen, dat volgens het opleidingsreglement aan beëindiging van de opleiding vooraf zou moeten gaan, heeft niet plaatsgevonden, althans is de beslissing niet aan verweerster bekendgemaakt, terwijl verweerster zelf de opleiding niet heeft beëindigd. De eventuele ontbindende voorwaarde is derhalve niet vervuld. 4. De vaststaande feiten Aan genoemde processtukken kunnen de volgende feiten worden ontleend: - Verweerster, geboren op [geboortedatum], is per 1 augustus 2007 bij verzoekster in dienst getreden voor bepaalde tijd, namelijk voor de duur van de beroepsopleiding ‘Natuurlijk leren’ tot leerling verzorgende I.G. - Verweerster was laatstelijk werkzaam in de functie van Leerling Verzorgende I.G. 2e jaars. - Op de arbeidsverhouding is de CAO voor de Verpleeg- en Verzorgingshuizen van toepassing. - Het loon van verweerster bedraagt thans €?1.123,29 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, bij een dienstverband van 30,50 uur per week. - Verweerster is sinds 3 december 2008 arbeidsongeschikt. Artikel 4 van de arbeidsovereenkomst van partijen luidt als volgt: “De leer-/arbeidsovereenkomst wordt op grond van het beleid van de werkgever aangegaan voor de duur van de opleiding en eindigt van rechtswege.“ Het Opleidingsreglement Natuurlijk Leren, welk reglement volgens artikel 15 van de arbeidsovereenkomst één geheel vormt met de arbeidsovereenkomst, bepaalt onder meer het volgende: “Voorwoord (…) Het opleidingsinstituut is verantwoordelijk voor de totale opleiding. De zorginstelling is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming binnen de zorginstelling. (…) Opleidingsinstituut Da Vinci College Zorginstelling De Stromen Opmaat Groep (…) Artikel 6 De begeleiding en de beoordeling in de praktijk. De begeleiding van de deelnemer bij De Stromen Opmaat Groep wordt gegeven door verschillende medewerkers, te weten: de leermeester, praktijkopleider en de werkmeester ondersteund door de teamleider Beroepsopleidingen. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van deze medewerkers zijn vastgelegd in het handboek van het opleidingsinstituut. Artikel 10 Verzuim Per leerjaar geldt een maximum verzuim van 20 werkdagen bij een fulltime dienstverband [36 uur]. Bij een parttime dienstverband zullen de werkdagen naar rato worden berekend. Wanneer dit wordt overschreden, zal in overleg met teamleider en opleidingsadviseur besloten worden of voor deze deelnemer de opleiding verlengd wordt, of dat de deelnemer de opleiding moet beëindigen. (…)” Artikel 11 Beëindiging van de leer-/arbeidsovereenkomst 1. Tenzij anders overeengekomen eindigt de leer-/arbeidsovereenkomst met de deelnemer van rechtswege: (…) b zodra de opleiding tussentijds wordt beëindigd door of op advies van het opleidingsinstituut; (…). Begripsbepaling Opleidingsadviseur Medewerker die de gedelegeerde verantwoordelijkheid van de manager van het klantbedrijf heeft gekregen voor de coördinatie van het praktische gedeelte van de opleiding van het 1e t/m 4e deskundigenniveau. 5. De beoordeling van het verzoek Verweerster heeft betwist dat haar (mondeling of schriftelijk) een beslissing is meegedeeld, waarin verzoekster (namens de teamleider en opleidingsadviseur) kenbaar maakt dat zij de opleiding wenst te beëindigen. Ter zitting geconfronteerd met dit verweer heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat er op die juiste wijze (kenbaar uit de geciteerde bepalingen van de arbeidsovereenkomst en het opleidingsreglement) een besluit tot het beëindigen van de opleiding is genomen, en evenmin dat vervolgens een dergelijk besluit daadwerkelijk is meegedeeld aan verweerster of aan haar zuster (die namens verweerster op 27 februari 2009 aanwezig was bij een gesprek met verzoekster). Indien veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat er wel een formeel geldig besluit tot beëindiging van de leer-/arbeidsovereenkomst is genomen en meegedeeld, dan komt de vraag aan de orde of het ontbindingsverzoek verband houdt met enig opzegverbod. Verzoekster heeft gesteld dat dit niet het geval is: niet de arbeidsongeschiktheid, maar de beëindiging van de opleiding is de grond voor de ontbinding. Verweerster houdt staande dat er wel verband bestaat: het verzoek is immers direct gerelateerd aan het (veelvuldig) ziekteverzuim van verweerster. Feit is dat verweerster sinds 3 december 2008 arbeidsongeschikt is. Zij was dus ook arbeids-ongeschikt toen het verzoek werd ingediend. Verzoekster heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat verweerster vanaf medio november 2007 wegens ziekte veelvuldig is uitgevallen voor haar werkzaamheden. Zij heeft in het rekest een lijstje met ziekteperioden van verweerster opgenomen, waaruit volgens haar volgt dat sprake is van een relatief hoog ziekteverzuim, met name gezien de betrekkelijk korte duur van het dienstverband van verweerster. Voorts heeft verzoekster gesteld dat op 13 augustus 2008 het ziekteverzuim met verweerster is besproken en dat aan haar – kennelijk gezien artikel 10 van het Opleidingsreglement – is meegedeeld dat zij zich vanwege haar frequente ziekteverzuim in de gevarenzone bevindt voor wat de voortgang van haar opleiding betreft. Tevens is, aldus het rekest, in bedoeld gesprek het functioneren van verweerster besproken, die zich afsluit van haar collega’s, niet betrokken is bij zaken die binnen het team spelen en geen overzicht heeft over de werkprocessen. Op 8 september en 26 november 2008 hebben vervolggesprekken met verweerster plaats-gevonden. Tijdens die gesprekken is geconstateerd dat het functioneren van verweerster weinig verbetering laat zien, ondanks pogingen van verzoekster om dat te bereiken. Na een periode van circa drie maanden zonder ziekmeldingen meldde verweerster zich op 3 december 2008 opnieuw arbeidsongeschikt, welke ziekteperiode tot op heden voortduurt. Het maximale aantal verzuimdagen (17) dat zij volgens artikel 10 van het Opleidingsreglement per leerjaar mag hebben is ruimschoots overschreden. Op grond van laatstbedoeld artikel heeft verzoekster besloten om de opleiding te beëindigen, hetgeen, nu in artikel 4 van de leer-/arbeids-overeenkomst is bepaald dat die overeenkomst is aangegaan voor de duur van de opleiding, tevens leidt tot een beëindiging van de leer-/arbeidsovereenkomst. De hier aangehaalde stellingen van verzoekster maken duidelijk dat het verzoek wèl verband houdt met de arbeidsongeschiktheid van verweerster. Immers, juist als gevolg van die arbeidsongeschiktheid van verweerster heeft zij meer verzuimdagen gehad dan het reglement toetstaat en kan zij sinds december 2008 de opleiding in het geheel niet meer volgen. Hierin - en niet in kritiek op het functioneren van verweerster - vindt verzoekster aanleiding om de opleiding en in het verlengde daarvan ook de arbeidsovereenkomst te doen beëindigen. Ten onrechte voert verzoekster aan dat het niet uitmaakt om welke reden zij de opleiding wenst te beëindigen. Het maakt wel degelijk verschil of een werkgever een opleiding als deze wil beëindigen omdat de leerling onvoldoende inzet vertoont, onvoldoende presteert of zelf de cursus niet langer volgt, dan wel omdat de leerling als gevolg van een ziekte (en dus buiten zijn schuld) gedurende kortere perioden of, zoals hier het geval is, gedurende een langere periode niet in staat is aan de opleiding deel te nemen (en ook niet tot werken). In de laatste situatie geldt het opzegverbod. Toegepast op de onderhavige situatie: ook als de opleiding wel daadwerkelijk op juiste wijze is beëindigd en dat goed is meegedeeld, dan nog brengt dat in de gegeven omstandigheden niet mee dat het verbod op opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdens ziekte van de werknemer niet geldt. En, volledigheidshalve, dus dat verweerster hier terecht een beroep doet op “ontbindingsbescherming” naar analogie van dat verbod. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het verzoek zal worden afgewezen. Gelet op de uitkomst van de procedure behoort verzoekster te worden veroordeeld in de proceskosten. De beslissing De kantonrechter: - wijst het verzoek af; - veroordeelt verzoekster in de kosten van de procedure, die tot op deze uitspraak aan de zijde van verweerster worden begroot op € 400,00 aan salaris voor haar gemachtigde. Deze beschikking is gegeven door mr. W.F. Lubberink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.